In principe heeft ieder begrip in de gebarentaal een eigen gebaar. Woorden of namen waar geen gebaar voor bestaat, worden gespeld met de vingers. Dat heet vingerspellen. Het spellen van een woord wordt gedaan met het handalfabet of gebarenalfabet: een verzameling gebaren waarmee alle letters van een alfabet worden uitgebeeld.

Het handalfabet verschilt per land, net als de gebarentaal. Zo wordt er in Nederland gespeld met één hand terwijl men in Groot-Brittannië vaak twee handen gebruikt.

Het handalfabet dat voor mensen met doofblindheid wordt gebruikt, wordt vingerspellen in de hand genoemd. Hierbij worden de woorden letter voor letter in de hand van de persoon gespeld. Hierdoor kan hij voelen wat er gezegd wordt.